Modelen door leerkracht of pedagogisch medewerker kan kinderen enorm helpen bij het leren hoe ze een tekst aan moeten vatten. In de midden- en bovenbouw wordt al veelvuldig gebruik gemaakt van modeling. Maar niet alleen in midden- en bovenbouw is modelen een effectieve werkwijze. Ook in de onderbouw en in de voorschoolse periode, kan al effectief van modeling gebruik worden gemaakt.

Modelen is hardop denkend voordoen hoe je als expert-lezer een tekst interpreteert. Het is een effectieve manier om (denk)vaardigheden aan te leren. Kijk maar eens naar het onderstaande voorbeeld (tekst uit het boek Olivia en de sprookjesprinsessen van Ian Falconer):


Olivia was depressief.

Leerkracht: Hmmmm, wat zou dat nou zijn, depressief. Wat zou dat betekenen? Ze is in ieder geval niet vrolijk, dat kan ik hier wel zien op het plaatje. Ze kijkt niet blij en ze ligt erbij alsof ze moe is, of een beetje ziek. Ik denk dat ik maar eens een stukje verder lees, misschien kom ik er dan wel achter.

Olivia was depressief.
“Ik geloof dat ik in een identiteitscrisis zit,”vertelde ze haar ouders.

Leerkracht: Ahaaa, ze zit in een identiteitscrisis. Dus daarom is ze depressief, denk ik. Maar wat is dat nou weer, een identiteitscrisis? Nog maar even een stukje verder lezen, eens zien of ik het dan te weten kom:

“Ik geloof dat ik in een identiteitscrisis zit,”vertelde ze haar ouders.
Ïk weet niet wat ik moet worden!”

Leerkracht: Hé, ze weet niet wat ze moet worden! Zou dat iets te maken hebben met die identiteitscrisis?

In de onderbouw ziet het modelen er wel anders uit dan in de hogere groepen. Het gebeurt nog heel speels en impliciet. Kinderen modelen nog niet zelf. In de midden- en bovenbouw is het modelen explicieter, gericht op verwerving en modelen kinderen zelf ook.

Bij modelen treedt geen interactie op. De pedagogisch medewerker of leerkracht doet iets voor. Het is daarom belangrijk dat het ‘gewone’ voorlezen, het modelen én het interactief voorlezen alle drie gebruikt worden. Modelen heeft namelijk andere doelen dan interactief voorlezen. Modelen helpt kinderen verbanden te zien die ze zelf niet zien, het laat kinderen ervaren dat je een probleem kunt oplossen in de tekst. Interactief voorlezen is gericht op samen doen. Leerlingen worden actief betrokken, ze denken na en verwoorden hun gedachten. Hieronder zie je hoe je dezelfde zin uit Klein mannetje zoekt een huis (Max Velthuijs) op de drie manieren kunt aanpakken:

Voorlezen
“Klein-Mannetje zette het op een lopen.”

Interactief voorlezen
“Klein-Mannetje zette het op een lopen.” Waarom rende hij zo hard weg, denk jij?

Modelen
“Klein-Mannetje zette het op een lopen.” Wat zou dat betekenen? Oh wacht, hier zie ik het op het plaatje, zie je dat? Hij rent heel hard weg. Dus: ‘hij zette het op een lopen’ betekent: ‘hij rende hard weg’.

x