Op grond van de vaardigheidsscores van Cito, maar ook door goed te luisteren, kan de leerkracht controleren of de leerlingen voldoende vorderingen maken. We zijn het met Vernooy (2010) eens dat door goede (directe) instructie 85% van de leerlingen de lesdoelen moeten kunnen halen. Voor de andere leerlingen is verlengde instructie noodzakelijk. In de kleine groep doet de leerkracht voor hen nog eens voor hoe een tekst kan worden aangepakt. Meestal zijn dan ook voor deze leerlingen de lesdoelen haalbaar.
Ook differentiatie op het niveau van de te lezen teksten is aanbevelenswaardig. Het begrijpend leesproces vindt geautomatiseerd plaats totdat het niveau van de tekst te moeilijk is voor leerlingen. Op dat moment gaan zij doelbewust strategieën toepassen om de tekst te kunnen begrijpen. Op dat moment maken ze ook stappen vooruit. Vanzelfsprekend is het daarbij van belang om te blijven beseffen dat té moeilijke teksten de leerlingen zullen frustreren en demotiveren. Zorg dus ervoor dat zij teksten lezen in hun zone van de naaste ontwikkeling. Enkele methodes voor begrijpend lezen, bijvoorbeeld Nieuwsbegrip, bieden teksten op verschillende niveaus waarmee gedifferentieerd lezen in de klas mogelijk is.

Naar de beste manieren om zwakke lezers effectief te ondersteunen wordt in Nederland door professor Paul van den Broek (Universiteit Leiden) interessant onderzoek gedaan. Hij onderzoekt waarom leerlingen bij wie de voorwaarden voor begrijpend lezen (technisch lezen, woordenschat, et cetera) voldoende zijn, toch onvoldoende begrijpend lezen. Hij onderscheidt daarbij twee typen zwakke lezers:
1. Zwakke lezers die letterlijk de tekst lezen, maar geen relaties leggen op tekstniveau.
2. Zwakke lezers die de hoofdlijnen van de tekst wel zien, maar de details van de tekst veronachtzamen.
Zijn onderzoeksgroep zoekt naar manieren om die typen te identificeren en, natuurlijk ook, naar aanpakken waarmee hun begrijpend leesniveau kan worden omhoog gebracht. Het onderzoek is veelbelovend maar nu nog niet afgerond. Op dit moment doen leerkrachten er goed aan om deze groep leerlingen, ook door intensief modelen, te wijzen op tekstkenmerken. Zoals relaties tussen delen van de tekst, de signaalwoorden die de tekst daartoe bevat, de illustraties die kunnen helpen bij het begrip. Ook helpt het als leerlingen zichzelf vragen stellen over hun voorkennis over het onderwerp van de tekst.

Verder lezen:
Vernooy, K. (2010). Alle leerlingen bij de les. Zorgbreed, 8(32), 2-8.

x